Jan Terlouw gezien bij DWDD? Zijn pleidooi en de reacties erop zijn leerzaam voor dit onderzoek naar wat wijsheid is in een gepolariseerde cultuur.
De kwestie van deze tijd is de polarisatie in samenleving, politiek en economie. Ofwel: de neiging om alles in opposities te zetten en ‘de ander’ te verketteren. Er is mildheid nodig, zicht op de langere termijn en het vermogen om in grijstinten te denken. Dat is de inzet van deze blogsite over de vraag of we behalve ouder ook wijzer kunnen worden.
Ik werd op mijn wenken bediend toen afgelopen week een grand old man – zo noemde Matthijs van Nieuwkerk hem – acht minuten zendtijd kreeg in De Wereld Draait Door. Oud-politicus en schrijver Jan Terlouw (85) hield, kijkend in de camera, een betoog dat velen raakte. Hij pleitte voor meer vertrouwen en dat meer mensen het publieke belang gaan dienen, omwille van de toekomst van onze jonge mensen en de aarde zelf.
Terlouw raakte ontroerd toen hij aan het einde van zijn toespraak de jeugd noemde en naar jonge mensen keek. ‘Ik heb een prachtig leven gehad’, zei hij op een vraag van Matthijs van Nieuwkerk, ‘ik wil dat zij die kans ook krijgen’.
Terlouw trof doel bij veel mensen en werd vaak wijs genoemd. Opvallend in de positieve reacties op Facebook, Twitter en in kranten en blogs waren deze elementen: dat hij uit het hoofd en het hart sprak, op een persoonlijke manier; dat hij behalve geïnformeerd ook emotioneel was. En ook dat hij een vergezicht schilderde, waar hij geen persoonlijke winst meer van te verwachten heeft: het belang van allen, inclusief de aarde.
Terlouw zoomde als het ware in – door het persoonlijk te maken – én uit – door te spreken over al het leven en over de langere termijn. En: hij was ergens vóór, niet alleen maar tegen. Hij zei ja, niet enkel nee. Deze elementen worden als wijs gezien.
Natuurlijk kreeg Terlouw ook kritiek en dat is al even leerzaam. ‘Het #DWDD-betoog van Jan Terlouw was een grafrede voor het idealisme’, luidde de kop van een artikel op GeenStijl, dat zelfs in mijn beschaafde tijdlijn op Twitter instemmend werd geciteerd.
Het gaat me nu niet om de argumenten, maar om de manier waarop het ‘nee’ in de polarisatie vaak redeneert. ‘Het probleem met het verhaal van Terlouw is niet dat zijn observaties niet kloppen. Het probleem is dat hij maar de helft vertelde’, schrijft de auteur. Om hem vervolgens neer te zetten als iemand die schuldig is aan de maatschappelijke en politieke malaise, ‘zoals iedereen aan zijn zijde van de kloof’.
Dit is wat neezeggers vaak doen: zoek een zwak of ontbrekend punt in iemands betoog of theorie, en als je die gevonden hebt (en die vind je altijd), dan schrijf je het hele betoog af. Is iets half waar? Dan is het helemaal fout.
Dit is een vorm van seculier fundamentalisme: iets moet helemaal waar zijn – anders is het helemaal onwaar. Er klinken resten van het massieve middeleeuwse theologische waarheidsbegrip in door, en van het wetenschapspositivisme van na de Verlichting: er moeten eeuwige en volledige waarheden zijn! Dat die er niet zijn, althans niet te formuleren, zorgt voor een diepe innerlijke onzekerheid die meeklinkt in veel uitingen van onbehagen en woede. Want waar kun je nou echt van op aan?
Vervolgens: als er een onvolkomenheid is gevonden in iemands mening of theorie, dan is dat aanleiding om de zender verdacht te maken, liefst in krachtige termen. Zo verschenen er tweets en reaguursels waarin Terlouw neergezet werd als ‘onbetrouwbaar’, ‘hypocriet’, ‘hoog en droog’, ‘strijdend tegen zijn eigen vergankelijkheid’, om maar wat te noemen.
Het effect van veel bozige reacties is vooral dat iemand zichzelf vrijpleit, want de ander is helemaal fout, aan diens – machtige – kant van de kloof. Daarmee is de eigen woede en eigen slachtofferschap beschermd alsof het een kostbaar bezit is, een identiteit.
Meer nog: daarmee heeft de neezegger een alibi om niet echt mee te hoeven doen aan het gezamenlijke gesprek over de toekomst van onze samenleving en van de aarde. Maar daarmee gaat veel betrokkenheid verloren.
In dat gesprek moeten de deelnemers bereid zijn te zien waarin de ander gelijk kan hebben, en moeten ze aanvaarden dat niemand alles weet en overziet. Ik ben ervan overtuigd dat we publieke debatten kunnen voeren waarin mensen wijzer worden, zelfs al worden ze het niet eens.
We zullen wel moeten.
*
Zie ik iets niet helemaal goed? Laat het weten! Reageer hieronder of stuur een e-mail.
Ja! Mooi Arjan, je schrijft het zoals ik het voel. Mij ontbreekt het aan woorden. Dank je wel dus.”
En hoe ontzenuwen we dus dat zelfgecreëerde alibi waarmee de neezegger zich onttrekt aan het gesprek over onze toekomst? Door ook als jazeggers te aanvaarden dat niemand alles weet en overziet, en te willen zien waarin de neezegger gelijk kan hebben.
Soms zie je halfslachtige pogingen uit overduidelijk electoraal opportunisme. Maar ken jij ook oprechte pogingen – ik volg tv en kranten niet meer – van mensen met invloed die zich niet laten leiden door angst (voor verlies, verkettering, onbegrip), maar door oprechte openheid en compassie voor neezeggers en jazeggers? Die positie kiezen in de kloof en zich laten leiden door nederigheid en aanvaarding?
Welke inspirerende voorbeelden zie jij van leiders die de polarisatie kunnen doorbreken en daarmee het brede draagvlak kunnen creëren voor de vernieuwing van onze samenleving?
Ik moest even goed nadenken. Want ik ben het helemaal eens met hoe je begint. Maar de vraag naar leiders? Die is tricky.
Ik vind dat Jan Terlouw iets leiderachtigs doet. Ik bewonder Diederik Samsom om zijn afscheidsspeech. Ik vind dat Rutte knap blijft staan zonder een voetstuk nodig te hebben. En ik heb op al deze mannen ook commentaar.
Als ik leiders ga noemen, als mensen waar ik wat van verwacht, leg ik het buiten me. Interessanter vind ik welke eigenschappen van leiders in mij weerklinken omdat ik ze goed of slecht vind, en hoe ik op mijn manier een bijdrage lever aan een cultuur van ja zeggen. Wat zou jij zeggen? Welk soort leiderschap wil jij ontwikkelen of breng je al in?
Het gaat m.i. niet om wie je bent, maar hoe je bent en waar je bent. Ik ben ook wel eens een nee-zegger, maar heb iedere keer weer de kans een ja-zegger te zijn. Het punt is dan niet dat leiders het ons voor moeten doen, maar doordat we de moed vatten ja te zeggen, we zelf voor even die leider kunnen zijn. We hebben het leiderschap van iedereen nodig.