‘Eerst is er de val, dan het opstaan van de val. Beide zijn van God’. Dat schreef Lady Julian of Norwich, een Engelse mystica uit de veertiende eeuw. En mocht je op slot springen van het woord god, dan zegt deze metafoor van Carl Jung hetzelfde: ‘Waar je struikelt en valt, daar ligt goud’.
Als Lady Julian en Jung gelijk hebben – en dat hebben ze, vrees ik – dan is het de bedoeling dat we tegen onze grenzen opbotsen. Dat we struikelen, op ons bek gaan. Allemaal, ieder van ons.
Als ze gelijk hebben, dan betekent het dat het leven aanstuurt op je val. Hoe dan ook, vroeg of laat, al doe je nog zo je best om te blijven klimmen, of tenminste maar overeind te blijven – en god weet dat we dat doen – je gaat onderuit.
Als Lady Julian en Jung gelijk hebben, dan betekent het ook dat je val geen straf is of een teken van falen, maar juist genade, een cadeau. Let op: niet alleen het opkrabbelen, maar ook het vallen zelf.
Dat had ik best eerder willen horen, zelfs al had ik het nog niet gesnapt.
God, wat ben ik gevallen de afgelopen jaren. En hard, en vaak. Ik kan er aandoenlijke of zelfs komische verhalen over vertellen, maar de ingrediënten zullen je bekend voorkomen, ze zijn niet bepaald zeldzaam. Aan het begin van dit blog wil ik het toch schetsen.
Zo was er het veel te hard mijn best doen; voor mijn klanten, mijn geliefde, mijn kinderen en stiefkinderen. Dat harde werken was een uitdrukking van mijn diepe verlangen om mijn plek te vinden, mijn bestemming, en ook van mijn diepe angst om te falen. Als ik maar tevreden klanten zou hebben, gelukkige kinderen en stiefkinderen en een gelukkige vrouw: dan zou alles goed zijn.
En o ja, eigenlijk moest ik ook nog meer of beter verkopende boeken schrijven, eigenlijk moest ik voor landelijke media werken. Hoe lang kon ik immers veelbelovend zijn?
Natuurlijk bleek ik van alles niet te zijn, niet te kunnen en niet te halen. En dat accepteerde ik pas toen ik niet anders kon.
God, wat was ik moe. Mijn lichaam verkrampte, creativiteit en plezier verdwenen uit het leven met mijn gezin en een paar jaar na mijn veertigste, zakte ik door mijn hoeven en trok me terug in een huisje in de polder in de buurt van mijn stad. Ook daar deed ik mijn panische best om met mijn burnout om te gaan, of het tenminste maar te begrijpen.
Totdat ook dat uitgewerkt raakte. En ik het opgaf.
Inmiddels sta ik weer overeind, dank je wel, met een litteken her en der. Ik proef en hoor en ruik en voel weer. Mijn ogen zijn weer vensters in plaats van kijkgaten. Steeds vaker is er zelfs een stilte in me die iets te maken heeft met thuis zijn.
En in die stilte durf ik na te denken over wat er nu eigenlijk gebeurd is, en of Lady Julian en Jung en zo veel andere wijsheidsleraren gelijk hebben: het begint bij de val.
Wat een ontwapenend en eerlijk inkijkje in het afleggen van verwachtingen. Bevrijdend. Er ontstaat pas een besef van roeping als het schild en de overtuigingen afgelegd worden. Heel waardevol voor iedereen die zoekt naar zijn/haar bestemming.
Wat een waanzinnig mooie foto Arjan! Ben benieuwd hoe die er 30×40 in het echt uitziet.
Ik geloof dat alles wat je overkomt op de een of andere manier behulpzaam is. Maar dat vallen de bedoeling is, nee, ook al ben ik zelf een profvaller, ik zie het toch eerder als laatste redmiddel voor die mensen die alle eerdere signalen niet hebben opgepikt. En dat lijken er door onze haast en ambities steeds meer te worden. Zeker als die ambities geworteld zijn in angsten. Het lijkt me leuk om er eens een avond met je over te kletsen, schrijven doe ik tegenwoordig zo min mogelijk.
In mijn bagage zit al meer dan vijftig jaar een gedicht van Guillaume van der Graft.
Liturgie
In deze landen is het leven schaars,
niet het bestaan en ook niet het niet-dood zijn,
maar ’t koele leven, zoals dat om brood, wijn
en water cirkelt en rondom een kaars
die zich omhoog peinst. Leven dat zijn rust
en dat het centrum van zijn tegenspraken
vindt in het kenteren en verzaken.
De zee kentert als water bij de kust;\en zo verzaakt een ziel zich waar zij weet:
ik vind mijn vorm, waar ik mijn grenzen voelde,
ik vind mijn wezen, waar ik niets bedoelde
dan mens te zijn voor God, naar wie ik heet.
Ik ben een grensgeval (niet alleen in liturgisch verband). Mijn wezen wordt duidelijker van grens naar grens. Het begint en eindigt niet alleen bij de val, maar ook bij data. Mijn emeritaat geeft me dagelijks nieuwe mogelijkheden. Alle (11) verhuizingen (met bij behorende pijn) openden nieuwe kansen en horizonnen. Hoe meer grenzen, hoe meer kansen: een mer à boire.
De val, die kan alleen maar hard zijn anders zou men het geen val hebben genoemd. Maar misschien is vallen ook wel uit de val komen, uit de val komen van allerlei waarheden die ons zijn aangepraat, allerlei maskers die we moesten opzetten om aan de maatschappelijke normen te voldoen. Je noemt precies de dingen Arjan, die veel mensen in die val kunnen lokken, dènken dat als je dat allemaal hebt, je gelukkig bent. En vallen was voor mij eerst pijnlijk, want nee, het maakt niet gelukkig al die normen waar ik aan moest voldoen. Toen ik dat besefte werd het een vrije val met een grote parachute erboven die ik kon uit trekken wanneer ik maar wilde. Als ik te hard zou gaan. Het aangeleerde maar niet passende mocht ik van me afschudden. Met iedere centimeter die ik viel, gooide ik een oude norm weg, met elke meter werd een aangeleerde waarheid door een wolk meegenomen naar het oneindige. Weg! Iemand zei ooit, je bent tot je veertigste (of vijfstige) bezig om je aan te passen en daarna mag je dat allemaal weer van je af werpen. Het is jammer dat ons ego zo protesteert als we onze maskers af willen doen. En dat het daarom hard is, die val. Of valt dat uiteindelijk toch wel mee?
En als je dan uit gevallen bent, begint het allemaal weer van voor af aan, en zeker wanneer je je senang voelt na het opkrabbelen. En dan begint de Ene wéér langzaam aan die schroefjes te draaien waarmee je je hebt gezekerd en voel je het weer krijsen boven de afgrond. Zo is ook het monniksleven nooit behaaglijk religieus. Maar om die momenten na de val, dat witte, prikkelende lege sneeuwlandschap, dat soms even, is genoeg om het allemaal om begonnen te zijn.
Ik viel in de vrees voor mijn nieuwe leeftijd. Zeventig. Ik wilde krampachtig niet toegeven. Letterlijk negen maanden lang. Nog nooit was ik bang voor een leeftijd. Maar 70 wilde niet. Was als een jas, die werd voorgehouden en ik weigerde mijn armen in de mouwen te steken. En toen ‘gewerd’ het mij. Ik werd zondag wakker en dacht: eigenlijk wel stoer, die zeventig. Negen maanden worstelen en 2 oktober van mijzelf bevallen. Over vallen gesproken.
èn….. ge zijt nog maar unne jonge zeventiger.
Treffend. En uitdagend; er zullen lieden sputteren. Misschien zijn dat degenen die nog niet zijn onderuit gegaan en dat uit alle macht proberen te voorkomen? Het is niet het vallen waarvan je leert, het gaat erom hoe je vervolgens weer overeind komt. Ben benieuwd naar je verhalen hierover en die van anderen.