Je werk en zelfs je intieme relaties zijn vehikels voor iets anders. Dat ga je zien als je ouder wordt, vertelde mijn garagist. Een metafoor die ik jullie niet wilde onthouden.
Ik vertelde hem over ‘de beste helft’ in de koffiepauze in zijn kleine bedrijf. Wil Wijnhoven herkende mijn zoeken en begon te putten uit zijn eigen ervaring. Zijn jonge medewerker Koen hoorde toe.
Jarenlang investeerde Wil al zijn energie in het eigenhandig bouwen van een huis voor zijn gezin en de groei van zijn garage, tot hij vijf werknemers had.
Maar hij merkte dat de jus uit het werk ging. ‘Het huis was af en op mijn werk was ik een regelaar en boekhouder geworden. De lol van de techniek en van het contact met de klanten raakte ik kwijt. En mijn werknemers wilden maar niet worden zoals ik, die deden het op hun manier. Dat frustreerde me.’
Wil werd weer een eenpitter en vond het een tijdlang allemaal niks. Waarom was hij niet de muziek ingegaan, zoals zijn kinderen aan het doen waren? Was hij dan veroordeeld om de rest van zijn leven aan auto’s te sleutelen? En oud te worden met deze vrouw? Hij kon er vermakelijk (voor mij dan) over mopperen in die jaren.
‘Tot ik snapte dat dit bedrijf een vehikel is’, zei hij. ‘Om mijn brood te verdienen natuurlijk, maar ook om plezier te hebben en leuke mensen te ontmoeten. Je hebt vehikels nodig om ervaringen op te doen, anders gebeurt er niks. ’
‘Dat geldt ook voor je huwelijk’, zei ik. Hij grinnikte en keek toen ernstiger. ‘Ja’, zei hij. ‘Ze is niet alle vrouwen, maar deze vrouw. Met haar deel ik het leven, liefde en onze kinderen.’
Ik vind het een mooie metafoor voor de tweede helft: je ontdekt dat de structuren waar je in leeft ruimtes zijn voor iets anders, iets onstoffelijks. Je krijgt dat niet in bezit, maar kunt het wel ervaren. Theologen noemen dit incarnatie: je gaat zien dat het eeuwige zich alleen laat zien in en door het tijdelijke en specifieke, in deze mens, op dit moment (hier ongeveer in het gesprek ging Koen maar weer eens aan de slag. Wil vond me wel vermakelijk).
Het is enorm belangrijk dat je goede vehikels bouwt: een gevoel van eigenwaarde, een stevig ego, een identiteit, een beroep of vaardigheid. Maar op enig moment dringt de vraag zich op of de vehikels die gemaakt hebt je ook ergens brengen. Heb je een baan die je voeding en energie geeft? Heb je relaties waarin je vriendschap en intimiteit kunt ervaren?
Het kan verdomd pijnlijk (of enorm grappig) zijn als je erachter komt dat je tot nu toe alleen maar de vorm zag. Dat je een baan hebt met status die je tegelijk leegzuigt; dat je naar een kerk gaat of in iets anders gelooft dat hol blijkt te zijn; of dat je relaties in stand houdt waar geen leven in zit.
En het kan evenzeer ontroerend zijn als je gaat inzien dat je ‘vehikels’ meer inhoud hebben dan je dacht. Dat er wijsheid aan het werk was in je keuzes, zonder dat je er de diepte al van zag.
Mijn eigen vehikels zijn in revisie. Mijn werk als zelfstandig journalist, waarin ik me jarenlang helemaal kon geven, voelt als een slangenhuid die aan het barsten is. Het past niet meer goed. En in mijn liefdesrelatie bleek ik jarenlang veel te hard mijn best te hebben gedaan, tot ik er doodmoe van was geworden (en zij ook, trouwens).
Langzaam passen de vehikels zich aan, zo valt me op, aan wie ik aan het worden ben. Ik kan wel proberen te sturen, maar dat lukt maar mondjesmaat. Ik moet het vooral aandachtig en vriendelijk laten gebeuren. En da’s een hele klus.
Wat ontzettend toevallig (of noem het buitengewoon als je niet in toeval gelooft) dat je vehikel door ‘Wil’ in onderhoud is!
Ik dacht werkelijk dat je een woordgrap maakte, maar je laat je vehikel (/voertuig) inderdaad door ene wil onderzoeken, met ’n hoofdletter nog wel.
Want is dat niet de feitelijke vraag die in deze fase van je leven naar boven komt: wat WIL ik eigenlijk (nog)?
Als je vehikel een richting nodig heeft die je lastig vindt om zelf te bepalen (excusez de formulering) dan kun je vanuit je vrije wil bewust kiezen voor ‘uw wil geschiede’. Aldus valt in deze paradox je eigen wil samen met de wil van je Zelf. Voor het ego is hier vertrouwen en overgave voor nodig – of zoals je zelf schrijft ‘het aandachtig en vriendelijk laten gebeuren’, maar uiteindelijk wordt de sturing wel duidelijk.
Ha! Dat Wil wil heet was mij nog niet opgevallen in die betekenis. De feitelijke vraag is niet zozeer wat wil ik nog, maar eerder: wat wil het? Wat is de bedoeling? ‘Uw wil geschiede’ is inderdaad een mooie omhulling van die paradox.
Ik heb overigens zo mijn bedenkingen bij de cultuur waarin mensen zich soms hun hele leven blijven afvragen wat ze toch willen, en waarom ze daar maar niet goed achterkomen. Maar goed, dat is stof voor een andere blog.
Wat wil ik niet meer, waar wil ik mijn tijd niet langer meer aan spenderen, noch mijn talent. Ik wil niet zoveel meer willen. En in dat niet meer willen ontstaat mooie ruimte. Dan is het de kunst dat niet gelijk in te willen vullen met hele andere zaken.
Het ont-willen doet me goed. Het is als een niet langer ingeademd rondhollen, maar rustig in- en uitademend en met aandacht (be)leven. Want in die lege ruimte schijnt dan toch ook al van alles te bewegen. En ik beweeg zoveel mogelijk mee.